Spelen is geen overlast


Spelen van kinderen brengt sowieso geluid ('lawaai') met zich mee en niemand mag verwachten dat kinderen in volledige stilte gaan spelen. We geven kinderen de nodige ruimte om voluit te kunnen spelen. Spelende kinderen brengen bovendien onrechtstreeks mensen samen, wat speelgeluid nemen we er dan maar al te graag bij. Onbekommerd kinderspel wordt niet beperkt, laat staan verhinderd door de intolerantie van volwassenen. 

Filter


Kinderen maken heus niet meer ‘lawaai’ dan tien, twintig of dertig jaar geleden.

ONZE MENING

Het recht op spelen en lawaai te maken – het recht op een rustige leefomgeving

Niemand kijkt er nog van op: de clash tussen het recht van kinderen om te spelen en om lawaai te maken tegenover de aanspraken van buurtbewoners op een rustige leefomgeving. Natuurlijk beseft Goe Gespeeld! dat het spelen van kinderen sowieso geluid met zich meebrengt, maar we kunnen niet verwachten dat kinderen in volledige stilte gaan spelen. Roepen, lachen, juichen, schateren… kortom: uitbundig zijn, maakt deel uit van spelen! Onbekommerd kinderspel mag niet beperkt, laat staan verhinderd worden door de intolerantie van volwassenen. Kinderen maken deel uit van onze samenleving en zij horen hierin dan ook een plaats te krijgen. Meer nog: kinderen zouden letterlijk in het centrum van onze samenleving moeten kunnen vertoeven, spelen, rondhangen...  Ook zij mogen de openbare ruimte gebruiken. 

Meer kinderen samen, is vanzelfsprekend meer decibels

Waar het schoentje knelt, is net het gebrek aan ruimte om voluit te spelen. Kinderen maken heus niet meer ‘lawaai’ dan tien, twintig of dertig jaar geleden. Door de toenemende bebouwing en het verkeer hebben ze wel minder plaats dan tien, twintig, dertig jaar gelden. Gemeentebesturen investeren massaal in vaak goedbedoelde ‘speelreservaten’, waar ouders uit vrees voor de gevaarlijke openbare ruimte graag (lees: soms alleen nog maar) gebruik van maken. Echter zorgen deze formele speelplekken ervoor dat het spelende kinderen meer dan ooit concentreert. Dat beide ouders uit werken gaan is een bijkomende oorzaak. Vaker dan vroeger worden kinderen georganiseerd, in groep opgevangen. Meer kinderen samen, is vanzelfsprekend meer decibels.

Last van het NIMBY-syndroom?

Volwassenen hebben nogal eens last van het NIMBY-syndroom (Not In My Back Yard = niet in mijn achtertuin). Het begrip wordt in de ruimtelijke ordening gebruikt om aan te duiden dat mensen wel gebruik willen maken van voorzieningen, maar er geen hinder van willen ondervinden. Ouders willen dat de overheid steeds meer in kinderopvang investeert, maar willen tegelijkertijd niet dat die voorziening in hun achtertuin komt, want misschien zorgt dat kinderdagverblijf wel voor geluidsoverlast.

Verdraagzaamheid en dialoog is een sleutelbegrip!

Wetgevende initiatieven alleen kunnen geen soelaas bieden, maar het kan wel een zekere basisbescherming bieden voor alle kinderen en jongeren die nu beknot worden in hun recht op spel en ontspanning. Laten we het probleem aanpakken bij de wortel en de ruimte terug openstellen voor iedereen, niet enkel voor koning auto. Hierdoor kunnen de straten weer verblijfs-, speel- en ontmoetingsruimte worden. Pleinen moeten meer zijn dan alleen parkings en in bossen en parken moet er vrij gespeeld kunnen worden. 

We leven in Vlaanderen met veel mensen op een kleine oppervlakte, ruimte is schaars. Openbare ruimte is de speelplek van de toekomst. Dat is niet van willen, dat is van moeten. Als mensen zo dicht op elkaar wonen, moeten we ook kunnen verdragen dat we elkaar horen. Verdraagzaamheid en dialoog zijn sleutelbegrippen!  


ACHTERGROND

In het Schriftelijk Leefomgevingsonderzoek (studiedienst Vlaamse regering, 9 maart 2009) zijn twee vragen opgenomen die peilen naar de geluidshinder die men ondervindt in en om de woning. Uit de eerste vraag blijkt dat bijna 38% van de Vlamingen niet door geluid gehinderd wordt. Het onderzoek besluit dat omwonenden meer geluidshinder ondervinden van tuinonderhoud en huisdieren dan van spelende kinderen.

In 2010 schreef de Gezinsbond een sterk opiniestuk “Lawaaioverlast van spelende kinderen. Wettelijke bepalingen of mentaliteitswijziging?”. Nog steeds brandend actueel en het sluit naadloos aan bij de mening van Goe Gespeeld!.

In 2006 reeds schreef het Kinderrechtencommissariaat al een advies aan de regering naar aanleiding van klachten over geluidshinder door kinderen en jongeren. 

In 2014 namen zij een duidelijk standpunt in "Kinderen zijn niet te vergelijken met machines en geluidsinstallaties. Algemeen geldende normen inzake geluid en lawaai kunnen en mogen niet op kinderen toegepast worden."

Het zou onjuist en éénzijdig zijn om enkel kinderen en jongeren aan het woord te laten. Marc Goethals schreef in augustus 2011 een mooi stuk over het recht op stilte (knipoog naar het recht op spelen), “Lawaai kan uw gezondheid schaden”. Goe Gespeeld! mag dan wel roepen dat spelen niet als overlast bestempeld worden, in sommige gevallen hebben we ook begrip voor de situatie en moeten we blijven hameren op lokaal overleg en pragmatiek.

Aanpak in Nederland

In het geval van Nederland werd aangegeven in een Activiteitenbesluit, dat van toepassing is op basis van geluidsbelasting, dat met ingang van 1 januari 2010 geen rekening meer hoeft te worden gehouden met het geluid van spelende kinderen uit het onderwijs, in kinderdagverblijven en op speelterreinen”. Daarmee kan minder snel worden aangegeven dat het geluid van spelende kinderen het „normale‟ overschrijdt en wordt het „normale‟ in deze context gezien als een objectieve maatstaf.

Aanpak in Duitsland

Duitsland gaat een stap verder en heeft eind januari 2010 in het Duitse parlement beslist kinderlawaai toe te laten en volgende alinea toegevoegd aan de gewestelijke verontreinigingwet: “normale ontwikkeling en teneinde het behouden van kindeigen ontwikkelingsmogelijkheden. Storende geluiden, door kinderen veroorzaakt, zijn uitdrukking van een zijn, dat principieel adequaat is en dus onopeisbaar”. Het Duits parlement roept de gemeenschap op zich toleranter op te stellen ten aanzien van kinderen. Kinderen maken deel uit van de maatschappij en dienen op te groeien binnen die maatschappij.



REGELGEVING

Geen garantie op het recht op spelen in de wetgeving

Nergens in de wetgeving is expliciet opgenomen dat geluid van spelende kinderen niet als overlast kan worden beschouwd. Bovendien geeft de federale overheid in de wetgeving geen sluitende definiëring van wat overlast nu precies inhoudt. “Het gaat over het gedrag van een (groep) burger(s) dat door een andere burger als lastig kan worden ervaren”. Strikt juridisch blijkt het echter heel moeilijk om ervoor te zorgen dat het geluid van spelende kinderen niet meer als overlast kan worden bestempeld.

“Een Vlaamse grondwet tegen onverdraagzaamheid dringt zich op. We willen juridische betwistingen voorkomen. Spelende kinderen zouden overdag ‘ongestraft’ lawaai kunnen maken.”, aldus Vlaamse parlementsleden Mercedes Van Volcem (Open Vld) en Ann Brusseel (Open Vld). Zij dienden in juli 2011 een wetsvoorstel in om spelende kinderen niet als geluidsoverlast te bestempelen, zonder resultaat. De Redactie (”Geluid van spelende kinderen is geen overlast”) – 31/07/2011

Vandaag is het mogelijk voor gemeenten om in het algemeen politiereglement (ARP) een bepaling op te nemen die het lawaai van kinderen niet als overlast beschouwt. Een aantal gemeenten namen deze bepaling al op, maar zolang niet alle gemeenten die bepaling opnemen, blijft de bescherming van spelende kinderen een lokale aangelegenheid. In het kader van de rechtsgelijkheid zijn dergelijke maatregelen, hoe waardevol ook, daarom niet de meest aangewezen weg om voor alle kinderen het recht op spelen te laten gelden.

Klachten voor geluidsoverlast

Gebaseerd op de regelgeving ruimtelijke ordening

Een steeds terugkerende vraag is of jeugdvoorzieningen wel verenigbaar zijn met woongebieden. De werkgroep geeft al een goede aanzet door expliciet te zeggen dat voorzieningen voor kinderen en jeugd beschouwd dienen te worden als socio-culturele inrichtingen en/of als openbare nutsvoorzieningen. Gemeenten kunnen een impact hebben op lawaaioverlast door bv. expliciet bepalingen op te nemen in de voorschriften voor woongebieden i.v.m. jeugdvoorzieningen. Bovendien dient in elk dossier met grote omzichtigheid en precisie te werk gegaan worden bij het verlenen van een vergunning. Bovendien is degelijk onderzoek en een goede motivering door de vergunningsverlenende overheid uitermate belangrijk .

De rechtszaak in Brugge tegen de buitenschoolse kinderopvang vzw Pietje Pek, die in de media nogal wat stof heeft doen opwaaien, is deels binnen deze wetgeving te kaderen. De rechter oordeelde dat de vzw de stedenbouwkundige voorwaarden die waren opgelegd bij het vergunnen van dit initiatief niet naleefde.

Gebaseerd op Milieuregelgeving: de VLAREM-normen

Het geluid van spelende kinderen valt niet onder de toepassing van de VLAREM wetgeving. De ‘indelingslijst’ in VLAREM I vermeldt ook ‘spelende kinderen’ en ‘jeugdverblijven’ niet. De minister van Leefmilieu, Joke Schauvliege, gaf in 2011 mee dat dit ook niet de bedoeling kan zijn: “Kinderen zijn niet te vergelijken met machines of geluidsinstallaties. Algemeen geldende normen inzake geluid en lawaai kunnen niet zomaar op kinderen toegepast worden.”

Klacht indienen tegen het geluid van spelende kinderen op basis van deze regelgeving is dus niet mogelijk, tenzij de inrichting wel ‘VLAREM-plichtig’ is, bijvoorbeeld het geval als een bepaald jeugdverblijf ook als ‘feestzaal of lokaal met dansgelegenheid’ zou kunnen worden beschouwd. Hiervoor zijn wel uitzonderingen voorzien (namelijk tot maximaal twaalf keer per jaar, bijvoorbeeld ook in het geval van parochiezalen waar maximaal twaalf fuiven per jaar mogelijk zijn).

Het voorstel om in de VLAREM-wetgeving op te nemen dat het geluid dat spelende kinderen (met hun stemmen) maken, niet als lawaai kan worden beschouwd bleek niet wenselijk/mogelijk. (Parlementaire vragen 2 februari 2010 en 22 maart 2011).

Desondanks baseren rechters zich nog steeds op VLAREM-normen om overlast van spelende kinderen te bepalen. Dat was onder meer het geval in de reeds aangehaalde uitspraak in Brugge, waar de decibels die werden geproduceerd door de kinderen wel degelijk werden afgetoetst aan de VLAREM-normen. Hoewel dit een oneigenlijke toepassing van VLAREM is (en mogelijks te wijten is aan het feit dat alleen VLAREM een toetsingskader biedt) doet deze praktijk toch de vraag rijzen of een expliciete uitsluiting van kinderlawaai niet wenselijk zou zijn. De Redactie – 31/07/2011

Gebaseerd op gemeentelijke reglementen

Gemeenten beschikken via gemeentelijke reglementen en bepalingen rond administratieve sancties (GAS) over mogelijkheden om overlast al dan niet strafbaar te stellen. Sinds 24 juni 2013 is de uitbreiding van de GAS-wet ook van toepassing op minderjarigen door de leeftijdsverlaging tot veertien jaar. Elke lokale overheid hanteert een eigen definitie van overlast. Die ruime interpretatievrijheid zorgt ervoor dat ook normaal jongerengedrag, zoals spelen en rondhangen, afhankelijk van gemeente als overlast beschouwd kan worden.”

Gebaseerd op het burgerlijk recht (aansprakelijkheid) – burenhinder

De meeste klachten van geluidshinder door spelende kinderen beroepen zich op artikel 544 en artikel 1322 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot bovenmatige burenhinder. Telkens wanneer buren vinden dat zij hinder ondervinden die de grens van de normale ongemakken van nabuurschap overschrijdt, kunnen zij dit voorleggen aan de rechter. De inschatting en afweging van de concrete elementen in een zaak vallen onder de beoordelingsvrijheid van de rechters. Dit maakt dat de rechtspraak inzake burenhinder bijzonder veelzijdig, divers en soms zelfs tegenstrijdig is.

Een mooi voorbeeld in positieve zin is de uitspraak van de Rechtbank van Eerste Aanleg in Dendermonde, die het als volgt formuleerde: “De rechtbank in deze is van oordeel dat kindergeroep en –gejoel bij plezier, het wenen bij pijn en verdriet niet als ondraagbare, abnormale burenhinder kan worden beschouwd. Dit dagverblijf en de ermee gepaard gaande “geluidslasten” dienen beschouwd te worden als een normale burenhinder in een woonzone, net zoals dit het geval zou zijn indien een gezin met vele kinderen zich dag en nacht, week in week uit in het aanpalende huis zou komen vestigen”.

Ook de zaak tegen het jeugdcentrum in Asse die uitgebreid in de pers aan bod kwam, baseerde zich op burgerrechtelijke gronden. Hier stelde de rechter een deskundige aan om geluidsmetingen uit te voeren, mogelijke technische maatregelen aan te geven en desgevallend de schade vast te stellen en te beschrijven. In juni 2014 haalden de buren hun slag thuis. Het vredegerecht van Asse gaf hen grotendeels gelijk dat de spelende kinderen te veel lawaai maken en dwingt de gemeente om een geluidsmuur te bouwen. "De hinder van de buitenschoolse opvang is beperkt in tijd, zo'n twee uur per dag en enkel op weekdagen", staat er in het vonnis te lezen. "De hinder is dus niet overdreven, maar bij de speelpleinwerking is er gedurende de hele dag geluidsoverlast. Uit het onderzoek blijkt dat vooral het spelen op het afgebakende speelplein aan de achterkant van de gebouwen de oorzaak is van de geluidshinder." In het vonnis staat ook al een oplossing te lezen. "De hinder zal al enorm beperkt worden als de activiteiten verplaatst worden naar de andere kant van het gebouw", staat er te lezen. "Het speelterrein kan wel nog worden gebruikt als het aantal kinderen beperkt wordt tot dertig en de activiteiten niet langer dan één uur duren."

Verstoring van de rust tussen zonsondergang en -opgang

Verstoring van de rust tussen zonsondergang en zonsopgang (nachtlawaai) is een geldige reden voor een strafklacht. (artikel 561 Sw)

Gebaseerd op algemene beginselen van behoorlijk bestuur

Een bestuur dient elke beslissing – en zeker een beslissing die ophef kan doen ontstaan – voldoende te motiveren. Meerdere keren werd immers een vergunning voor een voorziening geschorst omwille van gebrekkige motivering.


INSPIRATIE

  • Dirk Coopman is voortrekker van het burgerinitiatief “Voor een beter Gent”. Als hedendaags architect pleit hij naar analogie in andere grote wereldsteden voor een leefbaar en dus ook bespeelbare openbare ruimte waarin koning auto minder aandacht krijgt. In dit dossier doet het initiatief concrete voorstellen om de stad Gent op een andere manier vorm te geven. 

  • In Vlaanderen zijn er heel wat gemeenten die acties ondernemen om volwassenen bewust te maken van het recht op spelen van kinderen. Gemeenten passen hun APR (algemeen politiereglement) aan naar het voorbeeld van de stad Dendermonde. De volgende zin werd erin opgenomen: "Een geluid wordt als niet-hinderlijk beschouwd wanneer dit het gevolg is van spelende kinderen." Bekijk het volledige overzicht (van 2007) van steden en gemeenten die hun APR reeds aanpasten.
  • In Moerbeke-Waas ontwikkelde een meisje, Lola, een eigen verkeersbord om automobilisten te laten weten dat er kinderen spelen in haar straat. De gemeente nam het bord over en liet het in 35 straten plaatsen. 

  • De vzw Vriendenkring d'Hellicht uit Rotselaar (Vlaams-Brabant) heeft een nieuw verkeersbord ontworpen dat aangeeft dat spelende kinderen sowieso geen overlast kunnen veroorzaken. Het verkeersbord is een hart waarin spelende kinderen - figuurtjes van kunstenaar Geert Nys - staan afgebeeld. 'Spelen mag!', een campagne voor verdraagzaamheid tegenover spelende kinderen.