Spelen in de openbare ruimte

Spelen in de openbare ruimte is meer dan het openstellen van speelstraten. De straat is van iedereen, niet enkel van de auto, het is ook een verblijfs-, speel- en ontmoetingsruimte. Pleinen zijn meer dan parkings. Parken en pleinen zijn ideaal als speel- en ontmoetingsruimte. Door aan de slag te gaan met de inkleding van de openbare ruimte, met kinderen in het achterhoofd, kunnen er fijne speelplekken gecreerd worden voor iedereen.  

Het belang van spelen in de openbare ruimte

‘Kinderen spelen overal’, maar dat gaat niet vanzelf. In een publieke ruimte die door diverse groepen en belangen wordt geclaimd, maakt een doordacht speelruimtebeleid letterlijk en figuurlijk ruimte voor kinderen en jongeren.

Gemeentebesturen kunnen (onder de enthousiaste aanmoediging van onder meer een jeugdraad) een speelruimtebeleid met ambitie en met visie voeren. Dat betekent: niet zomaar speelruimte inplanten waar er plaats is of waar een opportuniteit zich aandient, maar een goed doordacht gemeentelijk plan maken (met aandacht voor spreiding en inplanting van speelruimte), waar ruimte is voor veel soorten speelplekken (grote en kleine, maar ook terreinen die er heel verschillend uitzien).

Dit artikel gaat in op het belang van spelen in de openbare ruimte. Er wordt interessante informatie gegeven over het recht op spelen en het recht op verveling, over het gegeven dat spelen onder druk gaat, over inclusief spelen en over kindvriendelijke gemeenten.

Zoals jullie allemaal al heel goed weten, heeft buitenspelen tal van voordelen. Dit op sociaal, maatschappelijk en gezondheidsvlak. Toch wordt het belang van spelen in de openbare ruimte niet voldoende onderschreven, en moet spelen concurreren met andere zaken in de openbare ruimte. 

Kinderen en jongeren hebben nood aan ruimte om jong te zijn: om kampen te bouwen, met hun fiets te rijden, te ravotten, te sporten, rond te hangen...

Het belang van buitenspelen, rond te hangen  of de buurt te verkennen, hoeft eigenlijk geen verantwoording want het gaat om gedragingen die eigen zijn aan jong zijn. Alleen al daarom is het belangrijk dat kinderen en jongeren over een kwaliteitsvolle openbare ruimte beschikken.Maar voor diegene die toch niet overtuigd zijn over het belang van spelen in de openbare ruimte, sommen we er enkelen op. 

Ten eerste helpt buiten en dan vooral samen spelen de kinderen om zich beter in hun vel te voelen. Het zorgt voor de nodige beweging. Het vergroot de leefbaarheid, de sociale cohesie en de integriteit van een dorp, gemeente of wijk. Speelplekken in de openbare ruimte bieden de kans om bewoners te betrekken bij de omgeving. 

Verder bevordert de openbare als speelruimte de sociale, fysieke en mentale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Ook is de openbare ruimte een belangrijke mede-opvoeder waarin kinderen en jongeren leren omgaan met diversiteit en anders-zijn, waarin ze een eigen identiteit ontwikkelen en waarin ze worden opgevoed tot burgerzin.

Panelgesprek Studiedag Buitenspelen

Kinderen krijgen niet voldoende rechten om buiten te spelen. Het spelen verschuift naar de daarvoor bedoelde plekken, veel minder op de stoep of op straat.

Het belang van buitenspelen in de buurt is vooral dat kinderen hun eigen spel kunnen organiseren. Ze leren samen spelen, samen beslissen wat ze gaan doen, samen compromissen maken, ze leren opletten in het verkeer, ze bewegen meer, ze leren uitdagingen aangaan, hun grenzen verleggen en tenslotte leren ze ook hun buurt verder verkennen. 

Op latere leeftijd zie je een verschil tussen ouders die als kind veel buiten speelden en ouders die die dit niet veel deden. Kinderen die als kind veel buiten spelen, worden op latere leeftijd zelfredzamer en zelfzekerder. 


Kinderen en jongeren hebben nood aan ruimte om jong te zijn: om kampen te bouwen, met hun fiets te rijden, te ravotten, te sporten, rond te hangen...

PUBLIEKE RUIMTE ALS MEDE-OPVOEDER

Zoals hierboven al vermeld staat wordt de publieke ruimte als een mede-opvoeder gezien. Hieronder lichten we twee interessante pedagogische benaderingen toe die dit zullen toelichten.

Van Vliet (1983) en Matthews, Limb en Percy-Smith (1989)

In het huidige pedagogische discours, blijft de publieke nog altijd zo goed als afwezig.Terwijl de straat en de publieke ruimte een belangrijk opvoedingsmilieu zijn voor kinderen. Daarom beschrijft Van Vliet (1983) en Matthews, Limb en Percy-Smith (1989) dit als het vierde pedagogisch milieu, naast het gezin, de school en de georganiseerde vrije tijd. De invloed die de ongeorganiseerde publieke ruimte op kinderen heeft wordt in negatieve termen geformuleerd. Ze zeggen dat dit vierde milieu vaak niet wordt erkend als een leer-en ontmoetingsplek. Dit wilt zeggen dat dit vierde milieu erkend moet worden als relevant pedagogisch milieu en dat een pedagogische reflectie nodig is over de rol hiervan in de opvoeding en het socialisatieproces. 

Loris Malaguzzi

Een andere pedagogische benadering die de ruimte als mede-opvoeder erkent is de Reggio Emilia pedagogiek. Loris Malaguzzi, de inspirator van de italiaanse kinderopvang in Reggio Emilia, spreekt over de ruimte derde pedagoog/opvoeder, naast de andere kinderen als eerste pedagoog en de volwassenen als tweede pedagoog. Om zijn rol als derde pedagoog te vervullen moet de ruimte flexibel zijn. Dit wil zeggen dat de ruimte steeds aangepast moeten worden aan de behoeften van het kind, om hen zo te helpen kennis te construeren. De elementen die deel uitmaken van de ruimte (materialen, constructies,...) worden niet gezien als passieve elementen maar als elementen die beïnvloed worden door en invloed hebben op de kinderen die met deze elementen in interactie gaan. Het is belangrijk dat kinderen interageren met hun omgeving om hun leerervaring te maximaliseren. Malaguzzi is tenslotte ook heel bekend om zijn beroemde uitspraak: “een kind heeft honderd talen, maar de school en de samenleving stelen er negenennegentig van.” Stof tot nadenken.

Meer visies?

Lees hier meer over de pedagogiek van Loris Malaguzzi en andere pedagogische visies.


OPENBARE RUIMTE ONDER DRUK

Het is belangrijk dat kinderen en jongeren over een kwaliteitsvolle publieke ruimte beschikken om jong te zijn. In ons dichtbevolkte en stedelijke landje is dit niet zo evident, de ruimte voor kinderen en jongeren staat onder toenemende druk. Ondanks de voordelen krijgt het belang van spelen in de openbare ruimte niet de aandacht die het verdient. 

 

In het Panelgesprek op de Studiedag Buitenspelen werd aan de aanwezigen gevraagd wat de drempels voor hen zijn om kinderen al dan niet buiten te laten spelen? Er werd onder andere volgende aspecten aangehaald: het weer, het toenemende en drukke verkeer, praktische zaken zoals zelf geen tuin hebben, er is soms gewoon niet te mogelijkheid toe, als ouder zelf geen zin hebben , het idee om als ouder altijd mee te moeten, stranger danger,... De drempels om kinderen niet naar buiten te laten zijn zeer divers. De redenen die naar boven kwamen om het wel vaker te doen waren onder anderen: als ouder zelf positieve ervaringen opgedaan met buitenspelen als kind, een kindvriendelijk ingerichte openbare ruimte.

 

Kinderen en jongeren stoten op fysieke en mentale barrières die hen verhinderen om volwaardig gebruik te maken van de beschikbare ruimten. De Ambrassade licht dit op deze pagina goed toe!

 

Op deze pagina wordt mooi uitgelegd wat de bedreigingen zijn van kunnen spelen.


REGELGEVING

Veiligheid van speelterreinen

Er bestaan wettelijke bepalingen om de veiligheid van speeltoestellen en de veilige uitbating van speelterreinen te garanderen. Daar moet iedereen zich natuurlijk aan houden. Maar al te vaak wordt gezwaaid met strenge normen, terwijl die niet wettelijk verplicht zijn.

Speelstraten

Om van je straat een speelstraat te kunnen maken, moet je een bepaalde procedure volgen. De meeste gemeenten hebben een eigen reglement met de voorwaarden waaronder speelstraten kunnen worden aangevraagd en ingericht. Sommige gemeentes laten het initiatief aan buurtbewoners, anderen promoten het concept zelf actiever. Hoe dan ook hebben speelstraten een algemeen wettelijk kader.

  • Het wettelijk kader voor de inrichting en organisatie van speelstraten is het Koninklijk Besluit van 9 oktober 1998. Volgens dit besluit is een speel­straat een openbare weg waar tijdelijk en tijdens bepaalde uren aan de toegangen een hek geplaatst is met een ver­keersbord C3 (= verboden te rijden) voorzien van een on­derbord met de vermelding ‘speelstraat’.
  • In de speelstraten is de volledige breedte van de openbare weg voorbehouden voor het spelen. Alleen prioritaire voertuigen en bestuurders van motorvoertuigen die in de straat wonen of wier garage in die straat gelegen is, hebben toegang tot speelstraten. De voertuigen moeten stapvoets rijden, de voetgangers voorrang verlenen en er zo nodig voor stoppen. Fietsers moeten zonodig afstappen. De bestuurders mogen de voetgangers die spelen niet in gevaar brengen en niet hinderen. Ze moeten bovendien dubbel zo voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen.

Speelstraten moeten aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Niet alle straten kunnen zomaar een speelstraat worden. Om in aanmerking te komen moet in de straat een snelheidsbeperking van maximum 50 km per uur van kracht zijn. Daarnaast moet de straat een overheersende woonfunctie hebben. Er mag geen (belangrijk) doorgaand verkeer of doorgaand openbaar vervoer rijden.
  • Op het moment dat een straat een speelstraat is, mag er ook speelinfrastructuur (skateramp, voetbaldoel, kegels, springkasteel…) staan. Het is wel belangrijk dat de straat toegankelijk blijft voor voetgangers, fietsers, bewoners en prioritaire voertuigen.
  • Voor een occasionele speelstraat (éénmalig of experimenteel) dient er een tijdelijk reglement te worden opgemaakt, dat door de gemeenteraad moet worden goedgekeurd. Voor permanente speelstraten (bv. elke vakantie) moet er een aanvullend reglement op het politiereglement worden opgemaakt. Dit reglement moet zowel door de gemeenteraad als door het Ministerie van Verkeer worden goedgekeurd. Deze procedure neemt een aantal maanden in beslag.

 

Bataljong maakte een handige pagina over Corona en speelstraten! Er wordt gepleit voor openbare ruimtes als oplossing en niet als het probleem. Je vindt er do's en don'ts over speelstraten en ook voorbeelden uit de praktijk. 

Soorten speelomgeving

Een speeltuin met speeltoestellen is al decennia lang populair. Maar tegenwoordig heb je meer soorten speelomgevingen die perfect inspelen op de behoeften van verschillende doelgroepen - van jong tot oud. Zo valt er te kiezen voor een urban speelplaats, waar ruimte is voor freerunning, calisthenics, skaten en verschillende sporten. Een waterspeelplaats, waar kinderen op een actieve manier verkoeling kunnen vinden, is ook een voorbeeld van een mogelijke speelomgeving. In een buurt waar veel ouderen wonen is een speciale activiteitengebied te realiseren. Hier kunnen ouderen op een laagdrempelige manier oefeningen doen in de buitenlucht die bijdragen aan een fit en vitaal lichaam. We kunnen speelomgevingen niet alleen op de grond, maar ook op daken vormgeven. Ook kan een speelomgeving slechts een korte tijd bestaan: pop-up speelplaatsen zijn steeds meer in opkomst. Hoe meer speelplekken in een stad, hoe leuker het wordt. Zeker als je al die plekken verbindt tot één netwerk in de vorm van een speelweefsel. Zo kan jong en oud een route langs de speelomgevingen volgen.


KINDEREN MOETEN ER GRAAG ZIJN

Speelomgevingen in de openbare ruimten moeten plekken zijn waar kinderen graag zijn. Interessante informatie over de participatie in ontwerpprocessen van speelomgevingen, over de circulaire speelomgeving waar ze gaan kijken naar wat er al aanwezig is. Bijvoorbeels reeds aanwezige speeltoestellen of de natuur. Donker Spelen is gespecialiseerd op het gebied van spelen en bewegen in de openbare ruimte. Ze maken speelomgevingen die uitnodigen tot buitenspelen en bewegen.

Meer speel,- en ontmoetingsruimtes  in de openbare ruimte is één van de zaken dat bovenaan het prioriteitenlijstje staat van kinderen en tiener. Kinderen en jongersn zijn volwaardige gebruikers van de openbare ruimte. Daarme zijn kind,- en jeugdgerichte openbare ruimten een belangrijk aandachtspunt voor de beleidsmakers.  

Bataljong geeft graag 4 aanbevelingen aan lokale besturen:

  • Als lokaal bestuur is het jouw verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat ze kinderen en jongeren mogen zijn in de openbare ruimte.
  • Maak van je huidige publieke ruimte generatiedoorbrekende ontmoetings,- en belevingsplekken
  • Zet in op voldoende plekken voor alle kinderen en jongeren, benut leegstaande ruimtes. Er is ruimte nodig voor creativiteit, experiment, groei en ontwikkeling.
  • Besteed in je mobiliteitsbeleid prioritaire aandacht aan kinderen en jongeren als gebruiker door aandacht voor fietszones, openbaar vervoer, veilige situaties roond scholen en de toegangswegen er naartoe.holen en de toegangswegen er naartoe…

Speelkaarten


Verschillende steden en gemeentes voorzien speelkaarten. Zo kan je in één oogwenk zien waar er goe gespeeld kan worden. Leuke voorbeelden zijn die van BruggeNijlenSint Niklaas, en Aalst.

Op de website van Kind en Samenleving vind je redenen om te kiezen voor kindgerichte openbare ruimte. Er wordt het verschil uitgelegd tussen kindgericht en kindvriendelijk en er wordt bovendien in verschillende stappen uitgelegd hoe je aan de slag kan gaan met een kindgerichte openbare ruimte! Laat je inspireren.


INVESTEER IN EEN SPEELRUIMTEBELEID

‘Kinderen spelen overal’, maar dat gaat niet vanzelf. In een publieke ruimte die door diverse groepen en belangen wordt geclaimd, maakt een doordacht speelruimtebeleid letterlijk en figuurlijk ruimte voor kinderen en jongeren.

Gemeentebesturen kunnen (onder de enthousiaste aanmoediging van onder meer een jeugdraad) een speelruimtebeleid met ambitie en met visie voeren. Dat betekent: niet zomaar speelruimte inplanten waar er plaats is of waar een opportuniteit zich aandient, maar een goed doordacht gemeentelijk plan maken (met aandacht voor spreiding en inplanting van speelruimte), waar ruimte is voor veel soorten speelplekken (grote en kleine, maar ook terreinen die er heel verschillend uitzien).

Nood aan een speelruimtebeleid

‘Kinderen spelen overal’, maar dat gaat niet vanzelf. In een publieke ruimte die door diverse groepen en belangen wordt geclaimd, maakt een doordacht speelruimtebeleid letterlijk en figuurlijk ruimte voor kinderen en jongeren.

Gemeentebesturen kunnen (onder de enthousiaste aanmoediging van onder meer een jeugdraad) een speelruimtebeleid met ambitie en met visie voeren. Dat betekent: niet zomaar speelruimte inplanten waar er plaats is of waar een opportuniteit zich aandient, maar een goed doordacht gemeentelijk plan maken (met aandacht voor spreiding en inplanting van speelruimte), waar ruimte is voor veel soorten speelplekken (grote en kleine, maar ook terreinen die er heel verschillend uitzien).

Variatie
  • Speelterreinen met een speeltuinachtig karakter spelen vaak een centrale rol in de hoofden van volwassenen. Ze zijn zinvol, herkenbaar en zichtbaar, maar speelruimte is méér dan alleen speeltuintjes.
  • Speelterreinen met een avontuurlijk natuurrijk karakter: plekken om te ‘ravotten’. ‘Speelbossen’ vallen hier bijvoorbeeld onder, maar ook steeds meer natuurlijk aangelegde speelpleinen. Die zogenaamde avontuurlijke, natuurrijke terreinen bieden sterke speelkansen. Elke gemeente zou dergelijke ruimtes moeten hebben.
  • Een van de andere aandachtspunten in een speelruimteplan zijn sportgerichte thema’s. Hoe zien we de ontwikkeling van het skatebeleid in onze gemeente? Willen we vrij toegankelijke veldjes voor basketbal en/of voetbal? Hoeveel? Waar zijn de geschikte plekken?
  • Op kleinere schaal kunnen op routes, passageplekken en kleine pleintjes eenvoudige speelprikkels worden voorzien. Die verhogen het verblijfskarakter van de publieke ruimte. Een straat is er niet enkel voor het verkeer. Naast verkeersruimte moet de straat evengoed een verblijfs-, speel- en ontmoetingsruimte kunnen zijn!
  • Speelplekken kunnen ook tijdelijk zijn: speelstraten in vakanties of zomerspeelzones bijvoorbeeld, maar ook sites die voor ‘tijdelijk gebruik’ worden opengesteld in afwachting van een meer definitieve bestemming, kunnen heel aparte speelkansen bieden.
Spreiding, inplanting, uitrusting

Een speelruimtebeleid definieert niet alleen diverse soorten speelplekken. Het gaat ook na hoe die plekken gespreid zijn, in welke omgeving ze zich situeren en hoe ze zijn ingericht en uitgerust.

Met een helikopterbeeld kan een gemeente in kaart brengen hoe speelplekken gespreid liggen over het grondgebied van de gemeente. Lacunes worden dan zichtbaar. De spreiding maakt ook duidelijk welke afstand kinderen en ouders moeten afleggen om er te geraken.

Een cruciale vraag is hoe speelplekken zijn ingeplant: hoe zijn ze gelinkt aan en ingebed in hun omgeving? Liggen ze centraal, vlakbij andere voorzieningen of eerder ergens achter de bewoning? Zijn ze bereikbaar of zitten barrières zoals grote wegen in de weg? Een goede, centrale en bereikbare inplanting is dé doorslaggevende factor voor het succes van een speelplek.

Tot slot is er de vraag hoe de plek is ingericht en uitgerust. Dan gaat het over de speelwaarde, de avontuurlijkheid en geborgenheid en het veilige karakter van speeltoestellen en landschapselementen.

Een rol voor jeugdwerkers

Met een speelruimtebeleid zitten we op het terrein van de ruimtelijke planning. Men zegt wel eens: “Alles wordt volgebouwd en daardoor gaat er ruimte voor kinderen verloren!” Dat is zeker waar, maar anderzijds is een gemeente wel met ruimtelijke planning bezig! Dat betekent dat er niet zomaar wordt volgebouwd, maar dat men op een planmatige manier te werk moet gaan. Ruimtelijke planners zijn bezig met kwaliteitsvolle ruimtelijke ontwikkeling. Dat betekent dus een ruimte waar ook een kwaliteitsvolle plaats is voor kinderen. Hier hebben de ruimtelijk planner en de jeugdwerker een gemeenschappelijke doelstelling.

Jeugdwerkers die de belangen van spelende kinderen willen behartigen, moeten hun drempelvrees overwinnen en het terrein van de ruimtelijke planning betreden. Belangengroepen van volwassenen weten zich goed te organiseren en doen op een efficiënte manier aan netwerking. Voor kinderen ligt dat moeilijker. Jeugdwerkers missen vaak de netwerken om op een efficiënte manier aan belangenbehartiging te doen. Daarom kan het zinvol zijn om zich te goed te omringen.

Ruimtelijke planning kent heel lange processen. Er wordt echt op lange termijn nagedacht over bestemmingen en verbindingen. Om de belangen van jeugd in te brengen in de ruimtelijke planning is het noodzakelijk er vroeg genoeg bij te zijn, zelfs wanneer de plannen een nog tamelijk abstract karakter hebben. Wacht dus niet tot de plannen klaar zijn om te zoeken naar een plaatsje voor kinderen, maar neem deel aan de fora en breng de belangen van kinderen aan. Help de ruimtelijke planning nadenken over de kind- en spelgerichtheid van de publieke ruimte.

Van spelen naar hangen

Jeugdwerkers kunnen ook een rol spelen in duidelijk maken welk belang en welke betekenis spelen heeft voor kinderen – en in het verlengde daarvan: welke betekenis ‘rondhangen’ heeft voor jongeren. Hangjongeren zijn jongeren die langdurig op een bepaalde plaats in de publieke ruimte vertoeven. Publieke ruimte is toegankelijk voor iedereen, dus zeker en vast ook voor jongeren. Rondhangen is dus een recht, vele steden en gemeenten erkennen dit recht en bouwen initiatieven uit rond en met hangjongeren. 


ACHTERGROND

Kinderen spelen minder in de openbare ruimte dan vroeger

Kind & Samenleving voerde in 2008 (samen met het departement Humane Kinesiologie van de KULeuven) een onderzoek uit naar het buiten spelen van kinderen, vooral het niet-georganiseerde spel in de publieke ruimte. Kinderen blijven zeggen dat ze "dikwijls" buiten spelen, maar de observaties tonen dat ze slechts half zoveel buiten spelen in het publieke domein als 25 jaar geleden.

  • De verhouding tussen jongens en meisjes blijkt evenwichtiger geworden.
  • De drukst bespeelde zones zijn goed ingeplante formele speelruimtes. Een centrale, goed toegankelijke ligging blijkt belangrijker dan hoe een terrein ingericht is. Ook grotere pleinen en groene zones worden intensief gebruikt.
  • Er werd veel meer regelspel en sociaal spel waargenomen dan in 1983, maar de creatieve spelvormen komen aanzienlijk minder voor.
  • De helft van de bevraagde kinderen zegt dikwijls buiten te spelen in de eigen tuin: dat is dubbel zoveel als in het publieke domein. 
De actieradius van kinderen neemt af

Buitenlands onderzoek geeft aan dat ook de actieradius van kinderen – hoe ver van huis kunnen en mogen ze zich zelfstandig bewegen – sterk is afgenomen gedurende de laatste 40 jaar. In Duitsland is die afname wel veel beperkter dan in Groot-Brittannië. 

Zijn speelplekken wel boeiend genoeg?

De kwaliteit van het speelomgeving in de eigen buurt werd onderzocht in deze studie. Kinderen met de basisschoolleeftijd spelen graag buiten, maar veel kinderen vinden dat de eigen buurt saai is ingericht. Ruim de helft van de kinderen is te motiveren om vaker buiten te spelen en iets minder dan de helft om ook minder achter een scherm te zitten, als hun buurt minder saai zou zijn. Vooral in sterk stedelijk gebied is de situatie nijpend. Daar speelt 27% van de kinderen niet of slechts eenmaal per week vrij buiten.

Avontuurlijke speelruimte

De haalbaarheidsstudie ‘Avontuurlijk Spelen - Speels Bouwen ‘ kadert in de visie van de stad Gent en meer specifiek van de Jeugddienst en Dienst Kunsten om een speelruimtebeleid uit te bouwen dat vertrekt vanuit een totaalbeeld van de stad, wijk en buurt. Het doel is een speelse, kindvriendelijke stad realiseren. Een stad waarbij de bespeelbaarheid van de publieke ruimte zeer belangrijk is. 
Het achterliggend idee van deze haalbaarheidsstudie is dat kinderen in hun directe omgeving ook geprikkeld worden om met natuur in contact te komen: klimmen, klauteren, met modder spelen, zelf ervaren, blutsen en builen en stil worden, genieten en verwondering of zoals in het bestuursakkoord vermeld staat braakliggende terreintjes en speelbossen zijn vaak avontuurlijker dan aangelegde speelinfrastructuur. ‘het spontane, oorspronkelijke, ‘wilde’, onvoorstelbare’.

Deze studie is een vervolgverhaal op de studie ‘Speelweefsel in Gent - Richtlijnen en inspiratiebeelden voor realisatie van kindgerichte kwaliteitsvolle publieke ruimte’’ opgemaakt door Kind & Samenleving ism Jan Pillen (2007). 

 

Speelweefsel

Kinderen zijn intensieve gebruikers van publieke ruimte. Ze spelen niet alleen op speelpleintjes, ze spelen en bewegen ook op andere, informele plekken en op plaatsen die niet enkel voor hen bedoeld zijn, zoals de bibliotheek of een park. Publieke ruimte kindvriendelijker maken is dus veel meer dan enkel zorgen voor speelplekken. Een speelweefsel is een netwerk van plekken en verbindingen die voor kinderen belangrijk zijn, zoals; 

  • formele speelruimte: bijv. speelterreinen, speelbossen, jeugdsites, skaterampen…
  • informele speel- en jeugdvoorzieningen: bijv. park, plein, sportcentrum…
  • de verbindingen daartussen: bijv. woonstraten, trage wegen…

Het concept speelweefsel probeert de plekken die voor kinderen belangrijk zijn in kaart te brengen en met elkaar te verbinden. Er gaat dus niet enkel aandacht naar de plekken op zich, maar ook naar verbindingen tussen die plekken. 

Onder formele speelplekken worden de klassieke speelterreinen en speelzones verstaan. Maar kinderen spelen natuurlijk niet enkel daar. Er zijn ook tal van informele plaatsen waar kinderen de eerste gebruiker zijn van de openbare ruimte. Denk maar aan de school, bibliotheek, het bankje wat verder in de straat, de verlaten parking achter de hoek... Door de verbindingen tussen deze plekken veilig én boeiend te maken, kunnen kinderen zich makkelijker zelfstandig bewegen van de ene naar de andere plek.

Het bestaande en gewenste speelweefsel kan bovenop andere ‘lagen’ in de ruimtelijke planning gelegd worden. Zo wordt zichtbaar waar het spelen en zich verplaatsen van kinderen kan aansluiten bij andere ruimtelijke structuren (groenstructuur, de waterstructuur, de recreatieve structuur, de mobiliteitsstructuur, de handelsstructuur enz.) of er net door gehinderd wordt.

Trage wegen – kerkwegels, oude voetwegen, veldwegjes – kunnen een belangrijk deel uitmaken een speelweefsel. 

Ruimtelijke planning

Ruimtelijke planning kan uitdrukkelijk aandacht hebben voor de plaats van kinderen en jongeren. 

Kind en Samenleving ontwikkelde de QuickScan. De QuickScan beweegvriendelijke buitenruimte is een handig instrument om samen met planners en andere betrokkenen een omgeving te screenen op ‘beweegvriendelijkheid’. 

Rondhangen, chillen en socializen
  • Het LiSS (Limburgs Steunpunt Straathoekwerk) verzamelt info over ‘rondhangen’ – het informele ontmoeten van jongeren in de openbare ruimte. Zo zijn er een aantal projecten in Limburgse gemeenten en onder meer een belevingsonderzoek.
  • Hangman was een samenwerkingsverband van 11 organisaties die 'rondhangen' in beeld wilde brengen als fenomeen, niet als probleem. De Hangman-campagne werkte vier jaar rond een positiever imago rond ‘rondhangen’. De actieve samenwerking werd op 1 januari 2013 stop gezet, maar de verzamelde kennis blijft beschikbaar op de website van Hangman. Zo is een uitgebreid overzicht van literatuur over ‘rondhangen’ hier te vinden.
  • Hoe tieners de publieke ruimte gebruiken en daarbij vaak rondhangen of ‘chillen’ maar evenzeer ‘(window)shoppen’ is te lezen in een studie van Kind & Samenleving (casestudy Mechelen). Ook in de vrije tijd van Brusselse jongeren blijkt rondhangen – of socializen – een belangrijk thema.
  • Over hangjongeren verschijnen regelmatig eindwerken, bijvoorbeeld van Ilse Luyten (Niets is wat het Lijkt: Hangjongeren in Maasmechelen), en van Kaat Sabbe (Rondhangen: een betekenisvolle tijdbesteding voor jongeren?

INSPIRATIE

Kind en Samenleving ontwikkelde een praktische tool om zelf je straat terug te verOOOveren. Sla de handen in elkaar met kinderen, ouders en buurtbewoners en doorloop de verschillende stappen. Wedden dat je meer én beter kan buitenspelen? 

Kind en Samenleving ontwikkelde de QuickScan. De QuickScan beweegvriendelijke buitenruimte is een handig instrument om samen met planners en andere betrokkenen een omgeving te screenen op ‘beweegvriendelijkheid’. 


  • Jantje Beton (Nederland) maakte een stappenplan om leuke speelplekken te creëren. Van ‘medestanders zoeken’ over ‘samenwerken met kinderen’ tot ‘lobbyen bij de gemeente’ en de pers opzoeken.
  • Het Europees Project Bambini biedt een toolkit aan voor het inrichten van (permanente) woonerven (‘home zones’) en (tijdelijke) speelstraten. 
  • De Stad Gent experimenteert sinds 2013 met ‘leefstraten’. De Leefstraat is een experiment waarin bewoners hun straat onder handen nemen en ombouwen tot hun droomstraat. Door samen tijdelijk (een deel van) de straat autovrij of autoluw te maken en een andere plek voor de geparkeerde auto’s (vb. in een buurtparking) komt er ruimte vrij voor groen, ontmoeting en samenleven. Kinderen zijn in een leefstraat medegebruikers van die ‘hernieuwde’ openbare ruimte, naast de andere bewonersgroepen.
  • Sinds 2015 is er in Antwerpen ook de ‘toekomststraat’: een experiment waarin bewoners en handelaren hun straat samen volledig onder handen nemen en tijdelijk ombouwen tot hun ideale, leefbare en kindvriendelijke droomstraat.

  • De Stad Gent maakte in 2008 een Handleiding Speelweefsel (gericht op formele speel- en ontmoetingsplekken).De handleiding is een instrument om inzicht te vergroten en communicatie te bevorderen over het inbrengen van speel- en ontmoetingskansen in de publieke ruimte. Ook wil het in concrete projecten kindgerichtheid effectief waarmaken met diverse betrokken stedelijke diensten en externe professionals. 
  • Gent maakte ook de Handleiding Verbindingsweefsel, die uitdrukkelijk gaat over de verbindingen tussen plekken. Het biedt een houvast om straten veiliger, speelser en aantrekkelijker te maken voor kinderen. 
  • Kind en Samenleving verzamelden een hele hoop goede voorbeelden in 'Kind en Ruimte'. 
  • Springzaag verzamelde alle info over hoe je met natuurlijke materialen veilige toestellen kan maken. 
  • Bos+ schreef een handleiding over speelzones in bossen.
  • In de publicatie ‘Buiten Benen’ van Inverde vind je heel wat uitgewerkte activiteiten om avontuurlijk in open lucht aan de slag te gaan.
  • Op avontuur met de jeugdbeweging? KSA heeft het boek ‘Openluchtleven in de jeugdbeweging’ uitgegeven,  vol tips om op tocht te gaan, kampvuren te bouwen, een tentenkamp op te zetten enzovoort. Ook bij andere jeugdbewegingen vind je avontuurlijke inspiratie.
  • Avontuurideeën op het speelplein? Ga eens een kijkje nemen op www.speelidee.be, een VDS-website vol inspirerende speelideeën, met onder meer de rubrieken ‘uitdaging & avontuur’, ‘bouwen’…